achtergronden
beschouwingen

De Romeinen

Startpagina


Volgens een anonieme kroniekschrijver bevochten de Franken en de Friezen elkaar aan het einde van de zevende eeuw bij de sterkte Duristate. (1) Dat was naar alle waarschijnlijkheid een voormalig Romeins castellum, een grensfort. Het is geen toeval dat de strijd zich bij een sterkte concentreerde die aan de voormalige noordgrens van het Romeinse Rijk lag. Deze grens moet bij de Frankische vorsten, die zichzelf als de opvolgers van de Romeinse keizers zagen, een bijzondere betekenis hebben gehad. (*)

Op zoek naar een Romeins grensfort
Het fort Duristate maakte deel uit van de gordel van militaire versterkingen langs de Romeinse rijksgrens, de Neder-Germaanse limes die in onze streken door de Rijn gevormd werd. Deze waterweg was aan het begin van de jaartelling niet het lieflijke stroompje dat de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede tegenwoordig is, maar een brede rivier die een natuurlijke barrière tegen indringers vormde of, zoals de klassieke auteur Ambrosius het verwoordde: 'een gedenkwaardige verdedigingsmuur van het rijk tegen wilde volkeren.' Op de linkeroever van de Rijn lagen op strategische plaatsen - vaak waar zijriviertjes in de hoofdstroom uitkwamen - grensforten die door een heerweg met elkaar verbonden waren. Langs deze weg stonden permanent bemande wachttorens op zichtafstand van elkaar verwijderd om vijandelijke activiteiten te signaleren. In geval van onraad kon de bezetting van een fort snel naar de bedreigde plaats marcheren. De rivier was als militair belangrijke vaarroute het verdedigen waard, maar ook de heerweg diende in rustige tijden als een veel gebruikte transportroute.
Hoewel de Romeinen tot grote bouwwerken in staat waren, hadden ze grote moeite met ons laagland waar de rivieren zich voortdurend verplaatsten. Met beschoeiingen, kadewerken en kunstmatig verhoogde weggedeeltes probeerden ze het water de baas te blijven. (2) De manschappen waren zodoende niet alleen soldaten, maar hadden ook hun handen vol aan allerlei infrastructurele werken. De problemen die het laagland veroorzaakten, plaatste de legerleiding speciaal in het Kromme Rijngebied voor een dilemma. De rivier had hier enorme meanders ontwikkeld, waardoor de bedding breed en ondiep was geworden. Er hadden zich eilanden en zandbanken gevormd en de stroom was op sommige plaatsen doorwaadbaar, vooral bij laagwater in de zomer. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus maakte al melding van schepen die bij droogte op de bodem van de Rijn vastliepen, en dan had hij het nog niet eens speciaal over onze streken. (3) Deze rivier, die niet te vergelijken is met de door kribben geleide waterweg van tegenwoordig, vormde op veel plaatsen dan ook nauwelijks een belemmering voor invallers. Forten met een militaire bezetting waren op deze lastig te verdedigen oevers dus zeker op hun plaats.


Plattegrond van de laatste bouwfase van het Romeinse grensfort Traiectum
in Utrecht. Binnen het fort is alleen het hoofdgebouw weergegeven.

Er zijn in de omgeving van Wijk bij Duurstede geen funderingsresten van het fort Duristate teruggevonden. We kennen wel details van andere grensforten die archeologisch onderzocht zijn, zoals het castellum dat onder het Domplein in Utrecht werd opgegraven. Deze sterkte is rond het jaar 40 opgetrokken, maar werd al snel door een nieuwe bouwfase opgevolgd die tijdens de Bataafse opstand in 69-70 samen met de andere forten van de Neder-Germaanse limes werd verwoest en platgebrand. Nadat de opstand was neergeslagen, werd een nieuwe sterkte op de plaats van de oude opgetrokken, die op zijn beurt aan het begin van de tweede eeuw door een geheel nieuwe werd opgevolgd. Alle vier de bouwfasen waren in hout en aarde uitgevoerd. Het fort was ongeveer 145 meter lang en bijna 90 meter breed. De vierde bouwfase werd rond het jaar 210 vervangen door een grotere, in tufsteen opgetrokken opvolger. Het imposante muurwerk bleek tot ver in de middeleeuwen gebruikt en hersteld te zijn. Vooral dit gegeven is met het oog op de sterkte in de latere handelsplaats Dorestad van belang.
De Romeinse militaire bezetting heeft de limes in onze streken omstreeks 270 verlaten. De toenemende wateroverlast stelde de legerleiding weliswaar voor problemen, maar dat was niet de reden van hun vertrek. Die moeten we eerder zoeken in een herschikking van de beschikbare legereenheden door het centrale gezag in Rome. Controle over de Rijn werd grotendeels gestaakt, waarna militaire activiteiten meer naar het zuiden werden geconcentreerd. Dat wil niet zeggen dat de forten langs de Rijn helemaal werden opgegeven, maar van een permanente bezetting lijkt geen sprake meer. De situatie in Utrecht dient hier slechts als voorbeeld voor een Romeins castellum, zodat we die waarschijnlijk ook op de sterkte Duristate kunnen betrekken.

Rijswijkse Buitenpolder
Juist in de buurt van het huidige Wijk bij Duurstede hadden zich verschillende zuidelijke aftakkingen van de Rijn gevormd. Deze stroomden het Romeinse territoir binnen, waardoor het grensgebied plaatselijk extra kwetsbaar was. Het ligt voor de hand dat de Romeinen speciaal bij dit strategische punt een grensfort gebouwd hebben. Daarvoor zijn ook aanwijzingen, want ten zuiden van de Lek, ter hoogte van Wijk bij Duurstede in de Rijswijkse Buitenpolder bij de voormalige steenfabriek 'De Roodvoet' werden door een zandzuiger veel vondsten uit de Romeinse periode opgebaggerd uit de zandige rivierafzettingen die zich onder een dikke kleilaag bevonden. Van de uitbundige hoeveelheid materiaal is maar een fractie geborgen. Ondanks dat zijn er toch allerlei militaire uitrustingsstukken, zoals helmen verzameld. Bovendien werden er vele honderden scherven aardewerk en een paar duizend dakpanfragmenten vergaard.
De opgebaggerde vondsten komen uit grove sedimenten van een voormalige rivierbedding en moeten daarom door de kracht van het water meegesleurd zijn. Toch vertonen ze geen sporen van transport over een groot traject. Het is dan ook aannemelijk dat er op korte afstand stroomopwaarts van de Rijswijkse baggerplas een nederzetting was. Meer dan de helft van de aardewerkscherven is van Romeinse afkomst. De rest kan als inheems worden beschouwd. Uit de combinatie van vondsten blijkt dat we met Romeinse bebouwing te maken hebben die we in een militaire context kunnen plaatsen. (4) Daarbij ligt op deze plaats een castellum het meest voor de hand. De opgebaggerde voorwerpen geven een ruwe indicatie dat deze sterkte van het midden van de eerste tot in de derde eeuw in gebruik moet zijn geweest.
Het is onbekend of het Romeinse fort volledig door de rivier werd opgeruimd. Er kunnen nog resten onder een laag riviersediment verborgen zitten, maar het opgaande muurwerk en misschien ook een deel van de fundamenten moet al in de middeleeuwen door de plaatselijke bevolking zijn afgebroken. Tijdens opgravingen in Wijk bij Duurstede werd overal hergebruikte kalk- en tufsteen teruggevonden, bijvoorbeeld in de vorm van netzinkers ten behoeve van de visvangst, vijzels of een waterbekken. In dat bekken was een stuk van een wijsteen verwerkt waarin een decoratieve kandelaber was gebeeldhouwd. (5) Tufsteen, afkomstig uit het Eifelgebergte, was een gangbaar bouwmateriaal voor de Romeinse forten in onze streken, zoals we ook al bij het Utrechtse castellum zagen.

Dat er nog ongeschonden bewoningssporen kunnen zijn, blijkt uit een onderzoek met grondboringen nabij Rijswijk, ten zuiden van de baggerplas, waarbij eeuwenoude fosfaatrijke grond werd aangetroffen. De aanwezigheid van fosfaatconcentraties in de bodem wordt veroorzaakt door organisch nederzettingsafval dat doorgaans rijk aan fosfaat is. In kleigrond zorgt het vrijgekomen fosfaat voor een typisch bruingroene verkleuring in de bodem. Zulke fosfaatvlekken ontstaan alleen op plaatsen waar gedurende langere tijd intensieve bewoning is geweest. De sporen daarvan zijn bij Rijswijk blijkbaar niet door de rivier opgeruimd. Ook het gebied ten oosten van Rijswijk is niet volledig aan riviererosie ten prooi gevallen. Daar komen we nog het toponiem De Woerd tegen waarmee het land tussen nu verdwenen rivierlopen werd aangeduid. Bewoningssporen direct ten oosten van De Woerd gaan terug tot in de Romeinse tijd. Hier werden de resten van een nederzetting uit het begin van de jaartelling aangetroffen. (6) Het is dus goed mogelijk dat we onder rivierafzettingen in de buurt van Rijswijk nog bewoningsresten uit de Romeinse periode kunnen terugvinden.


Netzinker van een hergebruikt stuk Romeinse tufsteen.

Bewoningsonderbreking
Wanneer we de schaars beschikbare gegevens met elkaar combineren, dan kunnen we in het fort Duristate een voormalig Romeins grensfort herkennen waarvan zich mogelijk nog steeds resten onder riviersedimenten in de Rijswijkse Buitenpolder bevinden. Misschien kunnen we deze sterkte identificeren met een van de Romeinse forten die in twee laat-Romeinse reisdocumenten, de reisgids van Antoninus en op de Peutinger kaart genoemd worden. (7) In deze bronnen vinden we niet de naam Duristate, maar wel de namen Mannaricium en Levefanum. Naamsverandering van Romeinse forten kwam wel meer voor. De sterkte Traiectum in Utrecht werd in de volksmond Wiltenburg genoemd. (8) De nederzetting bij het fort tegenover Arnhem - dat misschien Castra Herculis heette - kreeg de naam Vicus Meginhardi of Meginhardeswich. (9) Het lijkt er dus op dat de oorspronkelijke Romeinse naam van het fort bij Rijswijk in onbruik is geraakt. Dan kan de opkomst van de nieuwe naam Duristate een indicatie voor een bewoningsonderbreking zijn. Het vrijwel ontbreken van dateerbare vondsten uit de vierde, vijfde en zesde eeuw in de Rijswijkse baggerplas wijst ook in die richting. Een dergelijke lacune werd eveneens vastgesteld in het gebied ten noorden van de Lek, dus in het huidige Wijk bij Duurstede. Daar werden vooral op de oudere stroomruggen sporen uit het Romeinse verleden gevonden. Met name op de locaties De Horden en De Geer, waarnaar twee moderne uitbreidingswijken van Wijk bij Duurstede vernoemd zijn, troffen archeologen allerlei resten van bewoning uit de Romeinse tijd aan. Veel nederzettingen op de oude stroomruggen werden na de Romeinse periode verlaten omdat deze door toenemende wateroverlast steeds slechter bewoonbaar werden. Een sprekend voorbeeld daarvan is de bloeiende nederzetting op De Horden die geheel verlaten werd. Een dikke laag klei uit de derde en vierde eeuw is de stille getuige van de verloren strijd van de bevolking tegen het hoge water. (10) Alleen op De Geer is sprake van bewoningscontinuïteit tot in de Karolingische periode. Toch had de bevolking ook daar nog veel last van hoogwaterstanden van de rivier.

Literatuur
Bechert, T & Willems, W.J.H., De Romeinse Rijksgrens tussen Moezel en Noordzeekust (Utrecht 1995).
Byvanck, A.W. (ed.), Excerpta Romana, de bronnen der Romeinsche geschiedenis van Nederland, 1 teksten ('s-Gravenhage 1931).
Es, W.A. van, 'Romeinse helmen uit de Rijn bij Rijswijk', Kouwenhoven, A.O., e.a. (reds.), Geplaatst in de tijd. Festschrift M.W. Heslinga (Amsterdam 1984), 255-286.
Es, W.A. van & Verwers, W.J.H., 'Early Medieval settlements along the Rhine: precursors and contemporaries of Dorestad', Journal of Archaeology in the Low Countries 2-1 (2010), 5-39.
Fisher, C.D. (ed.), Cornelii Taciti Historiarum libri (Oxford 1911).
Graafstal, E., 'Limes en landschap. Over de uitrusting van de Romeinse rijksgrens in het rivierengebied', Tijdschrift Oud-Utrecht 74 (2001), 145-158.
Hessing, W.A.M., 'Wijk bij Duurstede-De Horden', W.A. van Es & W.A.M. Hessing (reds.), Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland (Utrecht/Amersfoort 1994), 226-230.
Hessing, W.A.M. & Steenbeek, R., 'Landscape and habitation history of 'De Horden' at Wijk bij Duurstede, an overview', Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 40, (Amersfoort 1990), 9-28.
Holder-Egger, O. (ed.), 'Liudgeri Vita Gregorii abbatis Traiectensis', Monumenta Germaniae Historica Scriptores XV-1 (Stuttgart 1887), 63-79.
Holwerda, J.H., 'Een woerd te Rijswijk (gem. Maurik), Opgraving van eene Bataafsche nederzetting', Gelre, Bijdragen en Meededelingen 20 (1917), 221-246.
Holwerda, J.H., Nederland's vroegste geschiedenis (Amsterdam 1925).
Joosten, J.H.J., 'Limes, leugae en Leidsche Rijn 2', Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens 24-4 (2004), 79-91.
Kars, H., Early-Medieval Dorestad, an Archaeo-Petrological Study (Heerhugowaard 1984).
Kloosterman, R.P.J., 'Lichte Gaard 9. Archeologisch onderzoek naar het castellum en bisschoppelijk paleis', Basisrapportage Archeologie 41 (Utrecht 2010).
Krusch, B. (ed.), 'Fredegarii et aliorum Chronica Vitae Sanctorum', Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum 2 (Hannover 1888), 1-193.
McClure, J. & Collins, R. (vert.), Bede: The Ecclesiastical History of the English People, The Greater Chronicle, Bede's Letter to Egbert (Oxford/New York 1994).
Panhuysen, T.A.S.M., 'Romeins beeldhouwwerk', Demarée, R.J., e.a. (reds.), Dorestad Supplement, Spiegel Historiael 13-4 (1978), 315-316.
Taayke, E., 'Handmade pottery from a Roman period settlement at Wijk bij Duurstede-De Horden', Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 45 (2002), 189-218.
Toorians, L., 'De etymologie van Dorestat, Keltisch en Germaans', Jaarboek Oud-Utrecht (2005), 41-53.
Tuuk, L. van der, 'Deense heersers in de Over-Betuwe. Machtsstrijd in het rivierengebied in de negende eeuw', Bijdragen en Mededelingen Gelre 99 (2008), 7-26.
Verhagen, J.G.M., ‘De Gelderse limes herzien. Een nieuwe identificatie van Romeinse plaatsnamen in Gelderland', Archeobrief 17-3 (2013), 29-37.
Vos, W.K., Bataafs platteland. Het Romeinse nederzettingslandschap in het Nederlandse Kromme-Rijngebied (Amersfoort 2009).

 


Het (veronderstelde) tracé van de Romeinse limes
tussen Maurik en De Meern.

Fort Levefanum?
In de reisgids van Antoninus en op de Peutinger kaart, een schematische reiskaart uit de laat-Romeinse tijd, komt de naam Dorestad, of iets wat daarop lijkt, nog niet voor. Pas in een wereldbeschrijving uit de zevende eeuw van een anonieme geograaf uit Ravenna komen we de naam tegen als Dorostate dat door de schrijver de woonplaats van de Friezen genoemd werd. Voorts merkte hij op dat de Rijn langs Dorestad naar de zee stroomde. (11) Afgezien van de vermelding op tremisses van Rimoaldus en Madelinus is het de eerste en voorlopig ook een van de weinige keren dat een vorm van de naam Dorestad in zulke vroege schriftelijke bronnen voorkomt. Pas vanaf het laatste kwart van de achtste eeuw komen we die vaker tegen.
Op de Peutinger kaart vinden we Levefanum op 16 leugae stroomopwaarts van Fletio, het Romeinse fort bij Vechten. (12) Een leuga is een Gallische lengtemaat die overeenkomt met 2220 meter. Er is wel aangenomen dat Fletio het fort is dat op de Hoge Woerd in De Meern werd teruggevonden. (13) De afstand op de Peutinger kaart tussen Laurum en Fletione komt echter niet overeen met de werkelijke afstand van het fort in Woerden tot De Meern, maar veel beter met de afstand tot het fort in Vechten.
Met de genoemde 16 leugae komt de afstand tussen Fletio en Levefanum op ruim 35 kilometer. Als we vanaf Vechten de oude stroomruggen volgen, dan komen we met deze afstand zo ongeveer bij Kesteren uit. Daarmee is het niet erg waarschijnlijk dat een Romeins fort met de naam Levefanum in de buurt van Rijswijk moet worden gezocht, zoals vaak wordt aangenomen. In een recente studie waarbij de Gelderse limes in een zo breed mogelijk perspectief werd onderzocht, kon Levefanum op goede gronden geïdentificeerd worden met een castellum waarvan de resten tegenover Arnhem zijn teruggevonden.(14)
Ook de geograaf van Ravenna heeft in zijn wereldbeschrijving een reeks van plaatsen op een route langs de Rijn opgesomd. Daarbij heeft hij de plaats Evitano stroomopwaarts van Fictio aangegeven. Fictio of Fectio was de naam van het Romeinse fort bij Vechten dat we op de Peutinger kaart als Fletio tegenkwamen. In Evitano kunnen we het Levefanum van de Peutinger kaart herkennen. Over de naam Levefanum is veel gespeculeerd. De naam zou Haevae Fanum, heiligdom van de Germaanse godin Haeva, betekenen. Maar leve- kan evengoed van het Keltische woord voor ‘vliet’ zijn afgeleid. (15) Helaas heeft de geograaf van Ravenna geen afstanden vermeld, maar op een andere wijze gaf hij wel een belangrijke aanwijzing. Want hij schaarde Evitano tussen plaatsen die in het Frankische Rijk lagen, zoals Matellionem (Roomburg in Leiden), Fictione (Vechten) en stroomopwaarts plaatsen zoals Neuss en Keulen, terwijl hij Dorostate tot het gebied van de Friezen rekende. Het is opmerkelijk dat hij de reeks van Romeinse sterktes als Frankisch beschouwde, terwijl hij Dorestad als Fries opvatte. Hij gaf daarmee impliciet aan dat Dorostate en Evitano/Levefanum twee verschillende plaatsen waren. Het is een reden te meer om Levefanum niet met Dorestad te identificeren, zoals we ook al konden afleiden uit de genoemde afstanden op de Peutinger kaart.
De geograaf van Ravenna stelde zijn wereldbeschrijving ergens halverwege de zevende eeuw samen, in een periode waarin Dorestad in Friese handen was. Hij was op de hoogte van de naam Dorostate en heeft die ook genoemd. Enige decennia later bestreden de Franken en de Friezen elkaar in het rivierengebied. De anonieme auteur die deze slag aan het begin van de achtste eeuw optekende, repte niet van Levefanum of wat voor Romeinse plaats dan ook, maar slechts van de sterkte Duristate.


Opgraving van Holwerda bij Rijswijk.

Romeinse helmen
Behalve aardewerkfragmenten en bouwmaterialen werden er in de Rijswijkse baggerplas allerlei losse voorwerpen gevonden, zoals sieraden en militaire uitrustingsstukken, waaronder drie infanteriehelmen. Op een van die helmen hebben twee soldaten hun naam bij wijze van eigenaarsmerk gedreveld: Titus Allienus Martialnis en Statorius Tertius van het regiment van Antonius Fronto. Hun namen zijn een indicatie voor hun burgerschap. Vermoedelijk maakten ze deel uit van een cohors civium Romanorum (een regiment van vrijwillige burgerinfanteristen), terwijl de meeste grensforten bemand werden door hulptroepen die geen Romeinse staatsburgers waren. Veel van de troepen langs de Rijn waren afkomstig uit andere randgebieden van het Romeinse Rijk, bijvoorbeeld Hispania, Britannia en Thracia aan de Zwarte Zee. Mogelijk waren de eigenaren van de helm afkomstig uit de Romeinse provincie Moesia inferior in de Balkan, want daar komen de namen Martialis, Statorius en Fronto bovengemiddeld voor. (16)


Romeinse helm uit Rijswijk.


Detail van de Romeinse helm met ingedrevelde naam.

De Horden
Op De Horden ten westen van de oude kern van Wijk bij Duurstede werden bewoningssporen uit de Romeinse periode afgedekt door een dikke overstromingslaag van plaatselijk soms meer dan een meter. Daardoor zijn archeologische sporen op de Horden uitstekend bewaard gebleven. (17) De best bewaarde huisplattegronden van in hout gebouwde woonstalboerderijen zijn dan ook op De Horden teruggevonden. Die stonden te midden van andere gebouwen, zoals schuren en spiekers (opslagruimtes op palen voor graan en andere landbouwproducten), waterputten en afvalkuilen. Inheems aardewerk voerde de boventoon, maar er werden ook Romeinse potscherven, munten en dakpanfragmenten aangetroffen. Ten noorden van de bebouwing werden begravingen aangetroffen met voornamelijk crematiegraven. Rond sommige graven was een greppel gegraven, terwijl het graf zelf met houten palen was gemarkeerd. Met de komst van de Romeinen kregen de doden een eigen grafveld langs een toegangsweg tot de nederzetting. Op een oude grafheuvel uit de bronstijd was in de tweede eeuw een gebouw opgericht waarvan extern geplaatste houten palen iets van een zuilengalerij weghebben. Hoewel er op De Horden allerlei vondsten met een militaire achtergrond zijn gedaan, hebben we te maken met de resten van een inheems-agrarische nederzetting. (18)
Het Nederlandse rivierengebied behoorde tot het uiterste randgebied van het Romeinse Rijk. Het lag in een bezettingszone waar Romeinse troepen gelegerd waren, ver verwijderd van de economische en culturele centra in Gallië. Het lag in een uithoek van de Romeinse provincie Germania Secunda, waarvan Keulen de hoofdstad was. Toch bracht de militaire bezetting van de grensforten, die we eigenlijk als versterkte kazernes moeten opvatten, voorspoed voor de bewoners langs de rijksgrens. De soldaten vormden een afzetmarkt voor de inheemse agrarische bevolking, want ze betrokken van hen voedingswaren en andere producten.
Bovendien vestigden veel veteranen zich na hun dienstverband in de omgeving van hun oude legerplaats, waar ze inmiddels geworteld waren. Geen wonder dat de bevolking begon te romaniseren, dat wil zeggen dat ze de taal, de zeden en gewoonten van de Romeinen overnamen. We zien dat terug in de typisch Romeinse voorwerpen die we op De Horden terugvinden, zoals luxe tafelaardewerk en sieraden volgens de Romeinse mode. (19)
De nederzetting op De Horden werd in de tweede helft van de eerste eeuw opgenomen in een grootschalig verkavelingspatroon, waarbinnen ook de noordelijker gelegen nederzetting op De Geer kwam te liggen. De Horden ontwikkelde zich tot een centrum van een uitgebreid agrarisch bedrijf. (20) We kunnen hierin een inheemse variant van de Romeinse villa herkennen.
Met het terugtreden van het Romeinse gezag in de tweede helft van de derde eeuw leverde de militaire bezetting geen klandizie meer voor de plaatselijke bevolking. Daarmee verdween de welvaart uit het rivierengebied. Velen trokken weg, vermoedelijk achter de troepen aan, op zoek naar een nieuwe afzetmarkt voor hun waren. Aan de bewoning op De Horden kwam echter al aan het begin van de derde eeuw een einde, toen de bevolking door overstromingen geteisterd naar drogere gebieden trok, vermoedelijk naar De Geer. Er werden dan ook geen resten van vroegmiddeleeuwse bewoning teruggevonden. Enkele losse Karolingische voorwerpen en de vele afdrukken van runderhoeven doen vermoeden dat het terrein op De Horden na het verdwijnen van de nederzetting als weidegrond door de bewoners van Dorestad gebruikt werd.


Contouren van een agrarische nederzetting uit de midden Romeinse tijd op de Horden.

(*) Een gewijzigde versie van deze tekst is gepubliceerd in: Luit van der Tuuk, 'Op zoek naar een Romeins grensfort', Het Kromme-Rijngebied 47-4 (2013), 13-17.

Noten
(1) Krusch, 'Fredegarii et aliorum Chronica', 172.
(2) Graafstal, 'Limes en landschap', 148 e.v.
(3) Fisher, Tacitus Historia IV, 26-27.
(4) Van Es, 'Romeinse helmen', 263-264; Van Es & Verwers, 'Early Medieval settlements', 20.
(5) Kars, H., Early-Medieval Dorestad, II-148-160, IV-434; Panhuysen, 'Romeins beeldhouwwerk', 315.
(6) Holwerda, 'Een woerd te Rijswijk', 224 e.v.; Holwerda, Nederland's vroegste geschiedenis, 129-134.
(7) Byvanck, Excerpta Romana I, 536, 543.
(8) McClure & Collins, Bede, boek 5, hoofdstuk 11; Holder Egger, Liudgeri Vita Gregorii, 75.
(9) Van der Tuuk, 'Deense heersers', 9.
(10) Hessing en Steenbeek, 'De Horden', 22.
(11) Byvanck, Excerpta Romana I, 578, 580.
(12) Byvanck, Excerpta Romana I, 543.
(13) Joosten, 'Limes. leugae en Leidsche Rijn', 88.
(14) Verhagen, ‘De Gelderse limes’, 34.
(15) Toorians, 'De etymologie van Dorestat', 49.
(16) Van Es, 'Romeinse helmen', 263-264; Met dank aan Rien Polak, Radboud Universiteit Nijmegen.
(17) Hessing, 'De Horden', 228-229.
(18) Van Es, 'De Romeinse vrede', 58-61.
(19) Taayke, 'Handmade pottery', 214-216.
(20) Vos, Bataafs platteland, 59-116.


Begin van de pagina

Startpagina