achtergronden
beschouwingen

Waar lag Dorestad?

Startpagina


In de wetenschappelijke wereld is men het er volledig over eens dat Dorestad zich op de plaats bevond waar tegenwoordig Wijk bij Duurstede ligt. In sommige publicaties wordt de suggestie gewekt dat dit uitgangspunt nergens op gebaseerd is. Hoe weten we eigenlijk waar Dorestad lag?

We hebben verschillende schriftelijk bronnen uit de vroege middeleeuwen die naar de locatie van Dorestad verwijzen. Volgens een wereldbeschrijving uit de zevende eeuw stroomde de Rijn langs Dorestad en werd deze plaats in het land van de Friezen gesitueerd. (1) Onder het land van de Friezen werd toen het hele westelijke deel van het tegenwoordige Nederland gerekend. Ook Liudger, een geestelijke die in de achtste eeuw nabij Utrecht geboren was, rekende deze plaats, die hij in één adem met Dorestad noemde, tot het toenmalige Friesland. (2) Aan het einde van de achtste eeuw voer de Angelsaksische geestelijke Alcuin de Rijn op. Vanuit Utrecht trok hij langs Dorestad stroomopwaarts naar Keulen en verder. (3) Het was dezelfde route die plunderende Vikingen in 834 kozen. (4)

Dat Utrecht en Dorestad niet ver van elkaar lagen, wordt expliciet in een oorkonde van Karel de Grote uit 777 vermeld, waarin staat dat het oude Utrecht onder (stroomafwaarts van) Dorestad lag. In de oorkonde vinden we bovendien verschillende aanwijzingen voor een meer nauwkeurige plaatsbepaling van Dorestad. Deze blijkt, zoals in de tekst hierboven te lezen is, in de buurt van zowel de Rijn als de Lek te liggen. Ten oosten van de kerk van Dorestad, waarover de oorkonde gaat, bevond zich volgens de tekst namelijk een waard tussen de Rijn en de Lek. Blijkbaar lag Dorestad op het splitsingspunt van beide rivieren. Diezelfde waard, en ook de kerk, vinden we weer terug in het goederenregister van de Utrechtse kerk uit de vroege tiende eeuw, waarvan het begin hieronder is weergegeven. In deze lijst komen we bij Dorestad enkele plaatsen tegen die we tegenwoordig nog steeds in de nabijheid van Wijk bij Duurstede kunnen vinden, namelijk Beusichem en Rijswijk.

Liudger schreef over 'de beroemde handelsplaats' Dorestad. Uit meerdere bronnen weten we dat Dorestad een emporium, een handelsknooppunt was. In een oorkonde van Lodewijk de Vrome uit 815 werd de juridische positie van de plaatselijke kooplieden uit de doeken gedaan. (5) Dorestad werd in tolprivileges vermeld als één van de weinige hoofdtolplaatsen in het Frankische Rijk. (6) Volgens Rimbert, de biograaf van de missionaris Anskar, was Dorestad in de negende eeuw welbekend in de Scandinavische handelsplaatsen Hedeby en Birka. (7) Dorestad was belangrijk genoeg om bij de rijksverdeling van 839 afzonderlijk vermeld te worden en werd daarin in één adem genoemd met de graafschappen Hamaland, Betuwe en Teisterbant (in het rivierengebied). (8) We moeten Dorestad dus in deze contreien zoeken.
Nadat Dorestad ten onder was gegaan, werden de rechten van de kooplieden door de Frankische koning Zwentibold in 896 verplaatst naar andere plaatsen in het Utrechtse bisdom, met name naar Tiel en Deventer. (9) Als we Dorestad bij Calais in Noordwest-Frankrijk zoeken, zoals sommigen willen, dan lagen de opkomende plaatsen Tiel en Deventer wel erg ver weg. Bovendien is het dan vreemd dat Dorestad in 850 door Lotharius I aan de Deense heerser Rorik werd overgedragen. (10) Lotharius had helemaal niets in het West-Frankische Rijk van Karel de Kale te zoeken. (Zie het kaartje rechts waarop het rijk van Lotharius geel en dat van Karel de Kale lila is weergegeven.) Daar komt bij dat Dorestad dan wel erg dicht bij Quentovic zou liggen. Dit handelsknooppunt aan het Kanaal even ten zuiden van Boulogne, was, net als Dorestad, een van de weinige hoofdtolplaatsen van het Frankische Rijk. Dorestad en Quentovic worden in koningsoorkonden in één adem genoemd.
We hebben ook aanwijzingen uit de tijd dat de handelsplaats Dorestad goeddeels van de aardbodem verdwenen was. Odbert, een geestelijke die in de elfde of twaalfde eeuw een biografie van bisschop Frederik van Utrecht schreef, noemde Dorestad in zijn relaas en gaf daarbij aan dat deze plaats - die in de tijd van de auteur niet meer bestond - toen Wijk genoemd werd. Ook in een oorkonde van Otto I uit 948 vinden we dezelfde aanvulling: 'Dorestad dat tegenwoordig Wijk genoemd wordt'. (11)

De bronnen spreken dus een duidelijke taal. Dorestad was een belangrijk handelsknooppunt en lag op de splitsing van de Rijn en de Lek, op een plek die later Wijk genoemd werd. En juist daar troffen archeologen een omvangrijke havenplaats aan, waarvan de grootte van de nederzetting in onze streken ongeëvenaard is. De vondsten zijn voornamelijk in de achtste en negende eeuw gedateerd, in de bloeitijd van Dorestad.
Vaak moeten archeologen gissen naar wat ze hebben opgegraven, maar in dit geval hebben we zekerheid: Dorestad lag waar nu Wijk bij Duurstede is. Die stelling kan slechts met etymologie van de koude grond, categorische bagatellisering van het archeologische onderzoek of complottheorieën worden ondergraven.

 

Tevens schenken wij aan de kerk van Sint-Maarten die stroomopwaarts van Dorestad is gebouwd en de Bovenkerk wordt genoemd, honderd roeden land, namelijk geheel er omheen, zodat de genoemde kerk te allen tijde over een terrein van honderd roeden zal beschikken, met daarbij het oeverrecht langs de Lek en de waard bij die kerk aan de oostzijde tussen de Rijn en de Lek..
(Uit: Oorkonde van Karel de Grote van 8 juni 777) (12)


Lijst van goederen van de Sint-Maartenskerk te Utrecht die ooit door gelovigen aan de kerk zijn geschonken:
In Dorestad de kerk die Bovenkerk genoemd wordt, met alle toebehoren, landerijen, velden, weiden, wateren, waterlopen, visrechten. Dat alles tezamen met de waard tussen de Rijn en de Lek die naast de kerk van Sint-Maarten is gelegen, en de waard bij Beusichem nabij het dorp Rijswijk. Dat alles behoort aan Sint-Maarten. Van de bovengenoemde handelsplaats behoren de tienden van alle goederen aan Sint-Maarten.

(Het begin van de goederenlijst van de Utrechtse kerk) (13)


Noten
(1) Byvanck, Excerpta Romana, 578, 580.
(2) Holder Egger, 'Vita Gregorii', 71.
(3) Dümmler, 'Alcuini Carmina', 221.
(4) Rau, Quellen II, 24.
(5) Muller & Bouman, Oorkondenboek Sticht Utrecht, no. 56.
(6) Muller & Bouman, Oorkondenboek Sticht Utrecht, no. 61.
(7) Waitz, Vita Anskarii, 52-53.
(8) Boretius, & Krause, Capitularia, 58.
(9) Schieffer, Die Urkunden Zwentibolds, no. 9.
(10) Rau, Quellen II, 76.
(11) Sickel, Die Urkunden Konrad I. Heinrich I. und Otto I, no. 98, p. 181.
(12) Mühlbacher, Die Urkunden Pippins, Karlmanns und Karls des Grossen, no. 117.
(13) Muller & Bouman, Oorkondenboek Sticht Utrecht, no. 49.


Literatuur
Boretius, A. & Krause, V. (eds.), Monumenta Germaniae historica, Legum II, Capitularia Regum Francorum II, (Hannover 1897).
Byvanck, A.W. (ed.), Excerpta Romana, de bronnen der Romeinsche geschiedenis van Nederland 1 ('s-Gravenhage 1931).
Dümmler, E. (ed.), 'Alcuini Carmina', Monumenta Germaniae Historica, Poetae Latini aevi Carolini I (Hannover 1881).
Holder Egger, O. (ed.), 'Vita Gregorii abbatis Traiectensis auctore Liudgero', Monumenta Germaniae historica, Scriptores 15-1 (Hannover 1887), 63-79.
Mühlbacher, E. (ed.), Die Urkunden der Karolinger, Die Urkunden Pippins, Karlmanns und Karls des Grossen, Monumenta Germaniae Historica (Berlijn 1956), no. 117. Muller Fz., S. & Bouman, A.C., (eds.), Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 I (Utrecht 1920).
Rau, R. (ed.), Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II, (Darmstadt 1958), 11-287.
Schieffer, Th. (ed.), Die Urkunden der deutschen Karolinger, Die Urkunden Zwentibolds, Monumenta Germaniae Historica (Berlijn 1960).
Sickel, Th. (ed.), Die Urkunden der deutschen Könige und Kaiser I, Die Urkunden Konrad I. Heinrich I. und Otto I, Monumenta Germaniae Historica (Berlijn 1956), no. 98, p. 181.
Waitz, G. (ed.), Vita Anskarii auctore Rimberto Anhang: Vita Rimberti. Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi 55 (Hannover 1884).

Begin van de pagina

Startpagina